Russula dissimulans
Wat je moet weten
Russula dissimulans lijkt op Russula densifolia in die zin dat beide aanvankelijk wit zijn, rood kneuzen, dan grijs en uiteindelijk zwart. Russula dissimulans is echter een veel grotere paddenstoel met wat afstandelijke, bredere, dikke lamellen en een dunnere cuticula, die moeilijk te pellen is. Hij is mycorrhizaal met hardhout en naaldbomen en groeit alleen, in groepen of verspreid in de zomer en herfst.
Het is een Noord-Amerikaanse soort die het nauwst verwant is aan Russula nigricans in een groep van 'zwart wordende' Russula soorten. Deze groep maakt deel uit van de clade Nigricans, die samen met de clades Archaea en Farinipes een geïsoleerde clade vormt (Looney et al. 2016).
Andere namen: Rode en zwarte Russula.
Paddenstoel identificatie
Ecologie
Mycorrhizaal met loofbomen of naaldbomen; groeit alleen, verspreid of kuddevormig; zomer en herfst (en overwintering in warme klimaten); wijd verspreid in Noord-Amerika.
Kap
5-20 cm; breed convex wanneer jong, later plat met een centrale depressie, of ondiep vaasvormig; droog; min of meer glad, maar met een wasachtig gevoel; aanvankelijk witachtig maar snel verkleurend naar bruinachtig, asgrauw, of bruin (uiteindelijk bijna zwart); de marge niet gelijnd; de huid schilfert niet gemakkelijk af.
Lamellen
Aaneengehecht of zeer lichtjes lopend langs de stam; dik; afstandelijk of bijna afstandelijk; wit tot crèmekleurig; kneuzing en verkleuring langzaam roodachtig, dan grijsachtig tot zwartachtig.
Stam
3-8 cm lang; 1-4 cm dik; eerst witachtig, maar al snel donkerder als de hoed; kneuzing roodachtig, dan zwartachtig gedurende een half uur; vrij glad.
Vlees
Wit; hard; bruist snel of langzaam roodachtig bij belichting, daarna zwartachtig over wel een half uur of langer.
Geur en Smaak
Geur is licht geurig, enigszins onaangenaam of niet uitgesproken; smaak mild, enigszins scherp of bijtend.
Chemische reacties
KOH op negatief dopoppervlak. IJzerzouten op stengeloppervlak negatief tot zwak grijsachtig.
Sporenafdruk
Wit.
Microscopische Kenmerken
Sporen 6-11 x 6-9 µ; wijd elliptisch tot subglobose; met ornamentatie minder dan 1 µ hoog, verbindingsstukken die gedeeltelijk tot volledig gereticuleerde gebieden vormen. Pileipellis 20-150 µ dik; cutis-achtig, met horizontale elementen, dicht met elkaar verweven; in KOH "met bolletjes bruin pigment waardoor ze op transparante darmen lijken" (Roberts, 2008); niet ingebed in een gelatineachtige matrix; pileocystidia afwezig.
Bronnen:
Foto 1 - Auteur: alan_rockefeller (Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationaal)
Foto 2 - Auteur: alan_rockefeller (Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationaal)


