Amanita fulva
Wat je moet weten
Amanita fulva is een basidiomycete paddenstoel van het geslacht Amanita. Deze middelgrote agarnis heeft een opvallende tawny kap en witte lamellen, geen ring, en meestal zonder kapvlekken maar met volvalzak. Hij groeit solitair of verspreid op de grond in gemengde bossen, met een voorkeur voor berken in loof- en naaldbossen in Europa en Noord-Amerika.
Het is een van de weinige eetbare soorten in het geslacht Amanita. Hoewel deze specifieke soort als eetbaar wordt beschouwd, moet hij voorzichtig worden geïdentificeerd omdat andere leden van het geslacht Amanita dodelijk giftig zijn. Sommige bronnen geven aan dat Amanita fulva alleen rauw giftig kan zijn. Ultimate Mushroom raadt het verzamelen en eten van deze paddenstoel af.
Paddenstoel Identificatie
Kap
4-10 cm; ovaal tot convex, overgaand in breed convex of bijna plat; kleverig in het begin of wanneer ze nat zijn; geelbruin tot bruin; soms met een paar verspreide witte tot geelbruine vlekken; kaal; de rand duidelijk gelijnd of gegroefd.
Lamellen
Vrij van de steel of er licht aan vastgehecht; witachtig; dicht of bijna dicht opeengepakt; korte lamellen komen weinig voor.
Steel
7-16 cm lang; 0.5-1.5 cm dik; licht taps toelopend naar de top; kaal of licht behaard; witachtig tot lichtbruin; zonder ring; de basis ingesloten in een zakachtige, witte volva die losjes rond de stengel past en vaak tanig bruin verkleurt.
Vlees
Door en door wit; zacht; onveranderlijk bij het snijden.
Sporen
De sporen zijn wit, 9 × 12 μm of (9.0-) 10.0 - 12.5 (-19.3) x (8.2-) 9.3 - 12.0 (-15.5) μm groot, bolvormig; niet-amyloïd.
Sporenafdruk
Wit.
Habitat
Mycorrhizaal met loofbomen of naaldbomen; groeit alleen, verspreid of in groepen; wijd verspreid ten oosten van de Rocky Mountains.
Seizoen
Juli tot oktober.
Vergelijkbare soorten
-
De hoed is oranje met een gestreepte rand. De steel is oranje-geel.
-
De hoed is geeloranje en heeft een abrikoosachtige tint in het midden. Lamellen zijn crèmewit. De steel is vaak hol bij volwassen paddenstoelen. De geur is zoet en de smaak lijkt op nootachtig.
-
Zeer gelijkaardig maar de hoed is grijsachtig.
Taxonomie en naamgeving
In 1774 beschreef Jacob Christian Schaeffer deze soort en noemde het Agaricus fulvus.
In 1815 ging de Zweedse mycoloog Elias Magnus Fries over op een ander genie en gaf het de naam Amanita fulva.
Het specifieke epithnet fulva betekent roodbruin.
Synoniemen
Amanitopsis fulva (Fr.) W.G. Sm.
Amanita vaginata var. fulva (Fr.) Gillet, 1874
Amanitopsis vaginata var. fulva (Fr.) Sacc., 1887
Vaginata fulva (Fr.) A.H. Sm., 1949
Amanita ochraceomaculata Neville, 2000
Agaricus fulvus Schäff.
Bronnen:
Foto 1 - Auteur: GLJIVARSKO DRUSTVO NIS uit Servië (CC BY 2.0 Algemeen)
Foto 2 - Auteur: Anton Ehrola (CC BY-SA 4.0 Internationaal)
Foto 3 - Auteur: Ralf Roletschek (talk) - Fahrradtechnik auf fahrradmonteur.de (Creative Commons 'Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleide 3.0 (VS)'Licentie: https://creativecommons.org/licenties/door-nc-nd/3.0/Diese Datei steht unter der Lizenz Creative Commons "Namensnennung-keine kommerzielle Nutzung-keine Bearbeitung 3.0 VS" Lizenz: https://creativecommons.org/licenties/door-nc-nd/3.0/dood.de)
Foto 4 - Auteur: Björn S... (CC BY-SA 2.0 Algemeen)
Foto 5 - Auteur: Björn S... (CC BY-SA 2.0 Generic)





