Hygrophorus marzuolus
Wat je moet weten
Hygrophorus marzuolus is een eetbare schimmelsoort uit de familie Hygrophoraceae. Hij is bekend uit Azië, Europa en Noord-Amerika, waar hij op de grond groeit in gemengde bossen op grote hoogte.
Deze soort wordt gekenmerkt door de productie van een wit vruchtlichaam met een zwartgrijze hoed en ellipsvormige sporen die 6-8x4-5µm groot zijn.
De soort werd oorspronkelijk beschreven door Elias Magnus Fries in 1821 als Agaricus marzuolus, en overgebracht naar Hygrophorus in 1893 door Giacomo Bresadola.
Hygrophorus marzuolus vormt voornamelijk ectomycorrhiza met naaldbomen van de familie Pinaceae, meestal met Abies (alba, borisii-regis ) en Picea, maar ook met Pinus (mugo incl. uncinata, nigra, sylvestris) en Pseudotsuga (Frankrijk). Slechts relatief zelden werd de schimmel gevonden in symbiose met Fagaceae, vooral Fagus sylvatica, in Zuid-Europa bovendien Castanea sativa, Quercus cerris, Q. suber en Q. petraea.
De schimmel komt bijna uitsluitend voor in natuurlijke of bijna natuurlijke bossen en slechts zelden in aanplantingen. Hij is aangetroffen op kalkhoudende, zure en zandige bodems.
Andere namen: Maartse paddenstoel, März-Schneckling, Fungo marzuolo, Dormiente (Zwitserland), šťavnačka marcová (Slowakije), ožujka (Servië), šťavnatka březnovka (Tsjechië), hygrophore de mars (Frankrijk), Wodnicha marcowa (Polen), März-Schneckling (Oostenrijk).
Paddenstoel identificatie
Kap
De vruchtlichamen hebben breed convexe kapjes van 2 cm lang.5-11 cm (1.0-4.3 in) in diameter. Hun oppervlak is glad en kleverig, met een licht grijsbruin centrum en een donkerder bruine tot zwartgrijze rand.
Lamellen
De ver uit elkaar staande, brede lamellen hebben een aanhechting aan de steel en twee lagen tussenliggende lamellen (korte lamellen). De lamellen zijn aanvankelijk wit voordat ze grijs tot blauwachtig grijs worden naarmate ze ouder worden.
Stipe
De witachtige steel is 3-10 cm lang (1.2-3.9 in) lang bij 1-2.5 cm (0.4-1.0 in) dik, en is overal even breed of loopt naar de basis toe iets taps toe. De steel is glad met uitzondering van een paar plukjes haar aan de bovenkant.
Vlees
Direct onder de schubbenlaag van de hoed is het vlees van de hoed doordrenkt met water; elders in de hoed is het grijs getint met een glans, terwijl het in de steel dof wit is.
Sporen
De sporenprint is wit, wittig, crèmekleurig. De dunwandige, elliptische sporen meten 6.5-8.5 bij 4.5-5 µm. De basidia (sporendragende cellen) zijn smal knotsvormig, vierporig en meten 42-55 bij 5.4-8.1 µm.
Bronnen:
Foto 1 - Auteur: GLJIVARSKO DRUSTVO NIS uit Servië (CC BY 2.0 Algemeen)
Foto 2 - Auteur: Sporulator (CC BY-SA 3.0 Onversleuteld)
Foto 3 - Auteur: Amirosław (CC BY-SA 4.0 Internationaal)
Foto 4 - Auteur: GLJIVARSKO DRUSTVO NIS uit Servië (CC BY 2.0 algemeen)
Foto 5 - Auteur: Hans Valda (contact: Scops) (Voor elk doel)





